From 2 to 15 December, I am a guest researcher at The Tadeusz Manteuffel Institute of History of the Polish Academy of Sciences in Warsaw, which is located at the city’s Old Town Market Square. Besides doing research in Warsaw’s archives and libraries, I gave a presentation for members of the institute, entitled Polski Herkules: Północno-niderlandzka recepcja Jana III Sobieskiego w późnym siedemnastym wieku (The Polish Hercules: The reception of John III Sobieski in the Northern Netherlands during the late seventeenth century). I discussed the international importance of a series of prints made for the Polish king by the Dutch engraver Romeyn de Hooghe after Sobieski’s election in 1674, as well as the main characteristics of the wide range of poems and prints produced in the Northern Netherlands following his victory at the Battle of Vienna in 1683. The comments and questions I received were extremely helpful! My research stay is funded by an Erasmus+ scholarship.
Category Archives: Travels
Nijmegen bezoekt Wrocław
Op 4 en 5 april bracht een forse afvaardiging van de Afdeling Nederlandse Taal en Cultuur van de Radboud Universiteit een bezoek aan onze collega’s aan de Uniwersytet Wrocławski in Polen. De studie Nederlands trekt daar jaarlijks vele tientallen studenten: in totaal zijn het er zelfs 300!
Op de eerste dag gaf prof. dr. Lotte Jensen de studenten een lezing over de Nederlandse identiteit. Daarna volgde een expert meeting tussen de Nijmegenaren en onze Poolse collega’s: om de beurt vertelden we elkaar over lopend of afgerond onderzoek. Zelf vertelde ik over mijn onderzoek naar de zeventiende-eeuwse Nederlandse beeldvorming over Polen als de graanschuur van de Republiek. De volgende dag begon met een bezoek aan de Bijzondere Collecties van de universiteitsbibliotheek, waar dr. Joanna Skubisz ons meerdere oude Nederlandse drukken liet zien. We vervolgden de dag in de plaatselijke afdeling van het Muzeum Narodowe (Nationaal Museum), alwaar dr. Małgorzata Dowlaszewicz onze gids was. Tot slot kregen we een prachtige rondleiding door de historische stad, verzorgd door prof. dr. Stefan Kiedroń. Het bezoek was bovendien op touw gezet door dr. Jan Urbaniak.
Een blog door prof. dr. Lotte Jensen over dit bijzonder prettige en succesvolle bezoek is hier te vinden.
The Corn Shed of the World: Paper at the RSA
On the 18th of March, I presented a paper at the 65th Annual Meeting of the Renaissance Society of America, which took place in Toronto, Canada, from the 17th to the 19th of March. My paper was entitled ‘The Corn Shed of the World: The Evolution of a Seventeenth-Century Dutch Image of Poland-Lithuania’. As stated in my abstract:
The Dutch Republic owed much of its wealth to the trade in Baltic grain, most of which came from the Polish-Lithuanian Commonwealth. The importance of this trade is clear from both economic and political developments. There is however also plenty of textual and visual evidence, which has not yet been taken into account. Using a variety of seventeenth-century sources, such as pamphlets, letters, travel accounts, poems and engravings, I will show how widespread the Dutch understanding of Poland-Lithuania’s pivotal role was, and how a Dutch image of Poland-Lithuania as a granary and fertile land of plenty developed over time. It will become clear that the Polish-Swedish wars of the 1620s and 1650s, as well as Dutch migration to Prussia, were crucial in this process. In addition, Joost van den Vondel and the Amsterdam agenda played a vital part in presenting Poland-Lithuania as “the corn shed of the world.”
Dutch views of the Polish-Lithuanian state system
This week, I presented a paper at the Monarchy and Modernity since 1500 conference, organised by the University of Cambridge on January 8 and 9. My paper was entitled A(n Im)perfect System. Dutch views of the Polish-Lithuanian Political System in the Seventeenth and Eighteenth Centuries. I discussed why the state system of the Polish-Lithuanian Commonwealth – even though it was similar to popular rebulican theories formulated in the Northern Netherlands around the year 1600 – was apparently never considered a serious option by Dutch political thinkers. I argued that this was due to the negative opinion the Dutch had of Polish-Lithuanian nobles, who were said to enjoy too much freedom and mistreat their farmers. In the eighteenth century, the ‘chaotic’ Polish Sejm meetings gave rise to the idea that Poland-Lithuana was an anarchic state, rather than a model of freedom. Since then, a disorderly situation is often called ‘een Poolse landdag’.
Two colleagues from Radboud University Nijmegen also presented a paper. Prof. dr. Lotte Jensen and Fons Meijer MA analysed the responses of four Dutch kings to major natural disasters during the nineteenth century. See Dealing with Disasters for more information.
De meest Nederlandse stad van Polen
Afgelopen week was ik voor mijn onderzoek in Gdańsk, de grootste haven en “meest Nederlandse stad van Polen”.* Eeuwenlang was Gdańsk (in de Nederlanden destijds bekend als Danzig, Dantsick, Danswijk en nog een aantal varianten) verreweg de belangrijkste handelspartner van Amsterdam – en daarmee eigenlijk van de hele Republiek. De plaatselijke bibliotheken en archieven liggen dan ook vol met documenten die getuigen van deze nauwe contacten, die uiteraard ook hun weerslag hadden op de diplomatie, kunst en literatuur. Ik kwam terug met duizenden foto’s van onder andere brieven, reisverslagen en gedichten.
De banden tussen Gdańsk en Amsterdam zijn ook zichtbaar buiten de archieven. Hoewel de stad zwaar heeft geleden onder de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog, draagt het oude centrum nog altijd duidelijk herkenbare ‘Nederlandse’ sporen (ik gebruik aanhalingstekens om aan te geven dat ‘Nederlands’ in dit geval betrekking heeft op meer dan alleen het gebied van het huidige Nederland). Sommige straten staan vol met typisch Hollandse geveltjes.
Het uiterlijk van de stad is bovendien in hoge mate bepaald door Brabantse architecten, die het Noordelijk Maniërisme meenamen naar het Baltische Zeegebied. De Mechelse Willem van den Blocke, bijvoorbeeld, ontwierp de in 1588 voltooide Hoge Poort. Zijn zoon Abraham werkte vervolgens samen met de Pool Jan Strakowski en de eveneens uit Mechelen afkomstige Anthonis van Obbergen mee aan het ontwerp van “het mooiste oude gebouw” van de stad: het Arsenaal.** Aan Van Obbergen, die in 1586 naar Gdańsk was verhuisd, worden ook het Deense slot Kronborg, het Oudestadsraadhuis van Gdańsk en het Oude Raadhuis van Toruń (eveneens in Polen) toegeschreven. De vormgeving van het Arsenaal zou geïnspireerd zijn op de Vleeshal van Haarlem.
Ook in een ander iconisch gebouw, het Rechtsstadsraadhuis, zijn de Nederlanden en het Noordelijk Maniërisme goed vertegenwoordigd. In de zogenaamde Rode Zaal, de belangrijkste vergaderruimte van de stad, vinden we onder andere een schouw vervaardigd door Willem van der Meer uit Gent en schilderijen van de hand van Hans Vredeman de Vries uit Leeuwarden, zijn zoon Paul en zijn leerling Izaak van den Blocke – een andere zoon van de hierboven genoemde Willem van den Blocke.
Mocht je zelf naar Gdańsk willen afreizen om je te vergapen aan deze en andere ‘Nederlandse’ sporen, dan kun je je trip nog ‘Nederlandser’ maken door te overnachten in het aan de Lange Markt gelegen Holland House Residence-hotel (met op de gevel de tekst ‘Holland Huis/Dom Holenderski’). Bovendien kun je een hapje eten bij restaurant Latający Holender: de Vliegende Hollander.
* T. Grzybkowska, ‘Niderlandyzm w sztuce gdańskiej’, in: T. Hrankowska (ed.), Niderlandyzm w sztuce polskiej (Warszawa: Wydawnictwo Naukowe PWN 1995), p. 93.
** H.Ch.G.J. van der Mandere, ‘Door den Poolschen corridor’, De Nieuwe Gids 48 (1933), p. 524.
Arend Dickmann: Een Pools-Nederlands-Duitse zeeheld
Precies 391 jaar geleden, op 4 december 1627, vond in Gdańsk een belangrijke gebeurtenis plaats. Een mooi rond getal was natuurlijk aansprekender geweest, maar negen jaar wachten met schrijven is ook weer zoiets.
Maar goed, zoals ik al zei: 391 jaar geleden gebeurde in Gdańsk dus iets bijzonders. Met veel vertoon werd de laatste eer bewezen aan een aantal zeehelden, die werden begraven in de grootste kerk van de stad, de Mariakerk. De zeelieden waren gesneuveld in de Slag bij Oliwa, waarbij op 28 november de Zweedse vloot door de Polen was verslagen. Een van de gevallenen was de Poolse admiraal, met de opvallend Nederlands klinkende naam Arend Dickmann. Het is de moeite waard om wat langer stil te staan bij deze intrigerende figuur en zijn weinig bekende geschiedenis.
De zeeslag was onderdeel van een oorlog die was begonnen in 1626, toen de Zweedse koning Gustavus II Adolphus Pools Pruisen was binnengevallen. Gdańsk was als belangrijkste havenstad van Polen-Litouwen en het hele Oostzeegebied de grootste twistappel van het conflict, maar het lukte Gustavus niet om de stad in te nemen.
De Slag bij Oliwa, vlakbij Gdańsk, werd gadegeslagen door een Nederlandse diplomatieke delegatie, die was komen onderhandelen over een Pools-Zweedse vrede. Een secretaris van de missie, Abraham Booth, schreef er onder meer het volgende over:
“(…) naer een vier uyrige onseeckere Bataille [is] eyntelijck de Victorie aende Poolsche oft Dantzicker zijde ghebleven, die het Admiraelschip (vermits den Admirael doort afschieten van den eenen Arm gestorven, ende seeckeren Jonghen die de Lont om’t Kruyt aen te steecken gereet hadde, het Hooft afgeschooten, was) bekomen ende daer naer binnen ghebracht hebben (…).”
Admiraal Arend Dickmann (of Arendt/Arndt Dickman/Dijckman) had de Polen de overwinning gebracht. Bij het enteren van het Zweedse vlaggenschip had een kanonskogel echter zijn benen geraakt, waarna hij als een ware zeeheld in de strijd was gesneuveld. Ook een kapitein van de Poolse vloot, Jan Storch, had de strijd niet overleefd. Op 4 december werden hun lichamen, samen met dat van de Zweedse admiraal Nils Stiernsköld, bijgezet in de Mariakerk. Booth beschreef de begrafenis als volgt:
“Den 4. Decembris naer den middach, is den Dantzicker Admirael ende een Capiteyn die int den slach ter Zee, (die voorleden Maent ghehouden) waren ghebleven : met groote solemniteyt (gaende de Gevangene Sweden tot by de hondert voor-aen, twee en twee aenden andere ghebonden) ter aerden ghebracht, de Krijghs-Commissarisen van den Coninck van Poolen ende de gantsche Magistraet van Dantzick waren mede ter lijck-statie. De Sweetschen Admirael Sternschilt, die als te vooren gheseyt is, doort afschieten van eenen Arm mede ghebleven was [oftewel gestorven – PH], wiert oock daer naer ter Kercken ghebracht, ende in seecker Capelle gheset, tot naerder ordre.”
Als we online naar informatie zoeken over Arend Dickmann, komen we steeds hetzelfde verhaal tegen: hij zou een Nederlander zijn geweest, die begin zeventiende eeuw al naar Gdańsk was verhuisd. Bovendien zou hij niet op 4, maar op 2 december zijn begraven.
Om met dat laatste te beginnen: zowel het verslag van Abraham Booth als de in Gdańsk gedrukte lijkrede op Dickmann, vermelden als datum van de begrafenis 4 december. Hoe men dus bij 2 december is gekomen, is mij een raadsel (misschien heeft het iets te maken met uiteenlopende kalenders, maar dat soort zaken levert volgens mij doorgaans grotere verschillen op).
Een belangrijkere zaak betreft echter de afkomst van de admiraal. Volgens diverse websites en een Pools biografisch woordenboek heette Dickmann eigenlijk Dijckman en kwam hij oorspronkelijk uit Delft. Hij zou dus niet alleen (of: zozeer) een Poolse, maar ook (of: als wel) een Nederlandse zeeheld zijn. Dickmann klinkt inderdaad als Dijckman, maar het bewijs voor zijn Nederlandse afkomst blijkt bij nader inzien dun.
Vermoedelijk baseert het Poolse biografische woordenboek zich op informatie uit de Duitstalige lijkrede, die werd uitgesproken door Jan Jacob Cramer, een plaatselijk bekende priester. Volgens die tekst was Dickmann in 1572 geboren in “Carspel Delffe” te “Ditmarsen”, en was hij na reizen door onder andere Engeland, Spanje en Italië naar Gdańsk gekomen. “Delffe” lijkt sterk op Delft, waardoor de Poolse biograaf geconcludeerd moet hebben dat Dickmann’s familie daarvandaan kwam. In “Ditmarsen”, de Duitse regio Dithmarschen, zou de toekomstige admiraal vervolgens een deel van zijn jeugd hebben doorgebracht.
Er valt echter een en ander aan te merken op een dergelijke interpretatie. Ten eerste zegt de lijkrede simpelweg niets over een familie uit Delft of een in Duitse gebieden doorgebrachte jeugd. Ten tweede gaat een “Nederlandse” lezing voorbij aan de dubbele plaatsnaam: “Carspel Delffe”. Dat lijkt al een stuk minder op Delft (al kan “Karspel” of een variant daarop ook “kerkgemeente” betekenen). Als we uitgaan van “Carspel Delffe” als geboorteplaats van Dickmann, stuiten we echter op het volgende probleem: in Dithmarschen komt deze plaatsnaam niet voor. Er zijn wel plaatsen die doen denken aan een van de twee namen (“Katrepel/Kattrespel” en “Delste”, bijvoorbeeld), maar dat verklaart niet waarom “Carspel” en “Delffe” door Cramer aan elkaar gekoppeld zijn.* Wat betreft de mogelijk Nederlandse afkomst van Dickmann kunnen we ons bovendien afvragen of Abraham Booth, tenslotte zelf een Nederlander, niet vermeld zou hebben dat de admiraal een landgenoot van hem was. In plaats daarvan wordt Dickmann enkel “den Dantzicker Admirael” genoemd. Hoe dan ook is hij uiteindelijk de geschiedenis ingegaan als Poolse zeeheld van Nederlandse komaf.
De herkomst van Arend Dickmann blijft voorlopig een mysterie. Gelukkig is zijn laatste rustplaats wel precies bekend: ruim tien jaar geleden hebben Poolse archeologen het graf van de roemrijke admiraal in de Mariakerk teruggevonden. Een nieuwe gedenkplaat herinnert nu aan de winnaar van de Slag bij Oliwa, ongeacht of hij nu een Poolse, Nederlandse of Duitse zeeheld was – of een beetje van allemaal.
*Voor zover ik kan nagaan, werd dit voor het eerst opgemerkt door Edmund Kotarski, in Gdańska poezja okolicznościowa XVII wieku (Gdańsk: Instytut Bałtycki 1993), p. 352, n. 36.