Monthly Archives: December 2018

Kerstmis 1645: De Poolse Koningin bezoekt de Republiek

De feestdagen waren in december 1645 nog nét iets bijzonderder dan andere jaren. De nieuwe koningin van Polen, Marie-Louise de Gonzague, bracht toen namelijk een bezoek aan de Nederlandse Republiek. In november was ze in Parijs getrouwd met de handschoen (d.w.z. bij verstek van haar bruidegom), met de Poolse koning Władysław IV Waza. Nu reisde ze met haar gevolg vanuit Frankrijk naar Warschau, waar in maart 1646 het echte huwelijk zou plaatsvinden.


Joost van den Vondel schreef speciaal voor die gelegenheid een aantal gedichten. Het belangrijkste (en langste) stuk is getiteld Geluck aen Louyze Marie, Koningin van Polen en Sweden, Hertogin van Mantua en Nevers. Daarnaast zijn er enkele kortere composities: By-schriften op d’Afbeeldinge van de Koninklijcke Bruit van Polen, Op Uladislaus, Koning van Polen en Sweden en Aen de Heeren Gezanten van Polen.

In de gedichten steekt Vondel de loftrompet op de nieuwe Poolse koningin, haar echtgenoot, de Poolse gezanten die haar kwamen ophalen en Polen als geheel. Twee thema’s spelen met name een belangrijke rol: Polen als beschermer van het christelijk Europa en Polen als graanschuur van de Nederlandse Republiek. Zo schrijft Vondel in Geluck aen Louyze Marie bijvoorbeeld:

                                Uw Bloem [de lelie] in onse Koren-schoof
                                Verçiert het Katholijck Geloof,
                Verbint Françoisen en Sarmaten [de Polen];
                De zuilen van de Kriste Staten.

We kunnen ons afvragen wat Vondel hier precies mee hoopte te bereiken. Noch Marie-Louise, noch Władysław IV, noch de Poolse gezanten konden immers Nederlands lezen. Het is wel geopperd dat Vondel de stukken schreef in Parijs, waar hij het huwelijk met de handschoen aanschouwd kon hebben. Misschien heeft hij zijn gedichten destijds aan de koningin en de gezanten gegeven, in de hoop dat iemand ze voor hen zou kunnen vertalen. Op die manier zou Vondel in de gunst kunnen komen bij de nieuwe Poolse koningin en haar gemaal.  

Na bezoekjes aan Brussel en Antwerpen, reed Marie-Louise via onder andere Tilburg (mijn geboortestad!) richting Holland. Het was een bijzonder strenge winter. De Pool Stanisław Oświęcim, een lid van het Poolse gezantschap, die echter wegens ziekte wat later uit Antwerpen was vertrokken, had een ellendige kerstnacht. Maar de volgende ochtend maakte hij iets heel bijzonders mee:

Nadat we daar [in Schiedam] de nacht op een lege maag hadden doorgebracht (we konden nergens eten krijgen), zagen we in de ochtend dat alle rivieren en grachten door één nachtvorst opeens zo bevroren waren, dat we er met de slee overheen konden rijden alsof het aarde was (sleeën worden hier trouwens niet door paarden voortgetrokken, maar worden voortgeduwd door boeren, die met schaatsen onder hun voeten gebonden [over het ijs] glijden en erg snel rennen). Nadat we in Delft gegeten hadden, reden we voor de overnachting door naar Den Haag.

Aert van der Neer, Riviergezicht bij winter (1630-1660)

De koningin had een andere route genomen. Op eerste kerstdag arriveerde ze in Utrecht, waar ze volgens de Franse schrijver Jean le Laboureur werd begroet door een enorme menigte burgers, die ook nu weer op schaatsen over de grachten gleden. Dezelfde auteur vertelt hoe Marie-Louise op tweede kerstdag een bezoek bracht aan “de tiende Muze, een van de wonderen van haar eeuw en van haar sekse”: de beroemde taalkundige, theologe, kunstenares en dichteres Anna Maria van Schurman. Marie-Louise bewonderde Van Schurmans zelfgemaakte kunstwerken (onder andere schilderijen) en was vol ontzag voor haar talenkennis (Le Laboureur noemt het Italiaans, Frans, Latijn, Grieks, Spaans, Duits, Nederlands, Hebreeuws, Syrisch en Chaldeeuws).

De volgende dag trok de koningin naar Amsterdam. Omdat ze echter zonder al te veel poespas onthaald wilde worden, had ze de stad daar niet van op de hoogte gesteld. Prins Willem van Oranje, de zoon van stadhouder Frederik Hendrik, had haar al gemist in Utrecht, nu miste hij haar ook in Amsterdam. Kennelijk had de stad echter toch gehoord over het aanstaande hoge bezoek, want bij haar aankomst werd Marie-Louise begroet door een eregarde van ongeveer duizend soldaten en een salvo kanonschoten.

Op 28 december kwam het dan eindelijk tot een ontmoeting tussen Marie-Louise en Prins Willem. Om haar wat vermaak te bieden, nam Willem zijn gast twee dagen later mee naar de Amsterdamse Schouwburg. De koningin zou getrakteerd worden op optredens van Aran en Titus, het populaire treurspel van Jan Vos, en de klucht Lichte Klaartje van Jillis Noozeman. Helaas voor Willem pakte de avond anders uit dan verwacht. Volgens Le Laboureur wilde Marie-Louise de Schouwburg zelf wel zien, maar trok ze zich voor het begin van de voorstelling terug, omdat ze het Nederlands niet machtig was.

Oud en Nieuw bracht Marie-Louise weer door in Utrecht. Prins Willem vroeg haar nog wat langer te blijven, zodat hij voor haar een bal zou kunnen organiseren, maar daar kon de koningin geen tijd voor vrijmaken. Op 1 januari 1646 vertrok ze richting Gelre. Toch zal Marie-Louise de eerste kerst en Oud en Nieuw die ze als koningin van Polen doorbracht in de Nederlandse Republiek niet snel zijn vergeten.

De meest Nederlandse stad van Polen

Het Rechtsstadsraadhuis en de Neptunusfontein

Afgelopen week was ik voor mijn onderzoek in Gdańsk, de grootste haven en “meest Nederlandse stad van Polen”.* Eeuwenlang was Gdańsk (in de Nederlanden destijds bekend als Danzig, Dantsick, Danswijk en nog een aantal varianten) verreweg de belangrijkste handelspartner van Amsterdam – en daarmee eigenlijk van de hele Republiek. De plaatselijke bibliotheken en archieven liggen dan ook vol met documenten die getuigen van deze nauwe contacten, die uiteraard ook hun weerslag hadden op de diplomatie, kunst en literatuur. Ik kwam terug met duizenden foto’s van onder andere brieven, reisverslagen en gedichten.

De banden tussen Gdańsk en Amsterdam zijn ook zichtbaar buiten de archieven. Hoewel de stad zwaar heeft geleden onder de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog, draagt het oude centrum nog altijd duidelijk herkenbare ‘Nederlandse’ sporen (ik gebruik aanhalingstekens om aan te geven dat ‘Nederlands’ in dit geval betrekking heeft op meer dan alleen het gebied van het huidige Nederland). Sommige straten staan vol met typisch Hollandse geveltjes.

De Hoge Poort

Het uiterlijk van de stad is bovendien in hoge mate bepaald door Brabantse architecten, die het Noordelijk Maniërisme meenamen naar het Baltische Zeegebied. De Mechelse Willem van den Blocke, bijvoorbeeld, ontwierp de in 1588 voltooide Hoge Poort. Zijn zoon Abraham werkte vervolgens samen met de Pool Jan Strakowski en de eveneens uit Mechelen afkomstige Anthonis van Obbergen mee aan het ontwerp van “het mooiste oude gebouw” van de stad: het Arsenaal.** Aan Van Obbergen, die in 1586 naar Gdańsk was verhuisd, worden ook het Deense slot Kronborg, het Oudestadsraadhuis van Gdańsk en het Oude Raadhuis van Toruń (eveneens in Polen) toegeschreven. De vormgeving van het Arsenaal zou geïnspireerd zijn op de Vleeshal van Haarlem.

Het Arsenaal

‘De Apotheose van Gdańsk’, door Izaak van den Blocke

Ook in een ander iconisch gebouw, het Rechtsstadsraadhuis, zijn de Nederlanden en het Noordelijk Maniërisme goed vertegenwoordigd. In de zogenaamde Rode Zaal, de belangrijkste vergaderruimte van de stad, vinden we onder andere een schouw vervaardigd door Willem van der Meer uit Gent en schilderijen van de hand van Hans Vredeman de Vries uit Leeuwarden, zijn zoon Paul en zijn leerling Izaak van den Blocke – een andere zoon van de hierboven genoemde Willem van den Blocke.

Mocht je zelf naar Gdańsk willen afreizen om je te vergapen aan deze en andere ‘Nederlandse’ sporen, dan kun je je trip nog ‘Nederlandser’ maken door te overnachten in het aan de Lange Markt gelegen Holland House Residence-hotel (met op de gevel de tekst ‘Holland Huis/Dom Holenderski’). Bovendien kun je een hapje eten bij restaurant Latający Holender: de Vliegende Hollander.

* T. Grzybkowska, ‘Niderlandyzm w sztuce gdańskiej’, in: T. Hrankowska (ed.), Niderlandyzm w sztuce polskiej (Warszawa: Wydawnictwo Naukowe PWN 1995), p. 93.

** H.Ch.G.J. van der Mandere, ‘Door den Poolschen corridor’, De Nieuwe Gids 48 (1933), p. 524.

Arend Dickmann: Een Pools-Nederlands-Duitse zeeheld

Precies 391 jaar geleden, op 4 december 1627, vond in Gdańsk een belangrijke gebeurtenis plaats. Een mooi rond getal was natuurlijk aansprekender geweest, maar negen jaar wachten met schrijven is ook weer zoiets.

Maar goed, zoals ik al zei: 391 jaar geleden gebeurde in Gdańsk dus iets bijzonders. Met veel vertoon werd de laatste eer bewezen aan een aantal zeehelden, die werden begraven in de grootste kerk van de stad, de Mariakerk. De zeelieden waren gesneuveld in de Slag bij Oliwa, waarbij op 28 november de Zweedse vloot door de Polen was verslagen. Een van de gevallenen was de Poolse admiraal, met de opvallend Nederlands klinkende naam Arend Dickmann. Het is de moeite waard om wat langer stil te staan bij deze intrigerende figuur en zijn weinig bekende geschiedenis.

Arend Dickmann op een Poolse medaille uit 1993

De zeeslag was onderdeel van een oorlog die was begonnen in 1626, toen de Zweedse koning Gustavus II Adolphus Pools Pruisen was binnengevallen. Gdańsk was als belangrijkste havenstad van Polen-Litouwen en het hele Oostzeegebied de grootste twistappel van het conflict, maar het lukte Gustavus niet om de stad in te nemen.

De Slag bij Oliwa, vlakbij Gdańsk, werd gadegeslagen door een Nederlandse diplomatieke delegatie, die was komen onderhandelen over een Pools-Zweedse vrede. Een secretaris van de missie, Abraham Booth, schreef er onder meer het volgende over:

“(…) naer een vier uyrige onseeckere Bataille [is] eyntelijck de Victorie aende Poolsche oft Dantzicker zijde ghebleven, die het Admiraelschip (vermits den Admirael doort afschieten van den eenen Arm gestorven, ende seeckeren Jonghen die de Lont om’t Kruyt aen te steecken gereet hadde, het Hooft afgeschooten, was) bekomen ende daer naer binnen ghebracht hebben (…).”

De Slag bij Oliwa afgebeeld in het verslag van Abraham Booth

Admiraal Arend Dickmann (of Arendt/Arndt Dickman/Dijckman) had de Polen de overwinning gebracht. Bij het enteren van het Zweedse vlaggenschip had een kanonskogel echter zijn benen geraakt, waarna hij als een ware zeeheld in de strijd was gesneuveld. Ook een kapitein van de Poolse vloot, Jan Storch, had de strijd niet overleefd. Op 4 december werden hun lichamen, samen met dat van de Zweedse admiraal Nils Stiernsköld, bijgezet in de Mariakerk. Booth beschreef de begrafenis als volgt:

“Den 4. Decembris naer den middach, is den Dantzicker Admirael ende een Capiteyn die int den slach ter Zee, (die voorleden Maent ghehouden) waren ghebleven : met groote solemniteyt (gaende de Gevangene Sweden tot by de hondert voor-aen, twee en twee aenden andere ghebonden) ter aerden ghebracht, de Krijghs-Commissarisen van den Coninck van Poolen ende de gantsche Magistraet van Dantzick waren mede ter lijck-statie. De Sweetschen Admirael Sternschilt, die als te vooren gheseyt is, doort afschieten van eenen Arm mede ghebleven was [oftewel gestorven – PH], wiert oock daer naer ter Kercken ghebracht, ende in seecker Capelle gheset, tot naerder ordre.”

Als we online naar informatie zoeken over Arend Dickmann, komen we steeds hetzelfde verhaal tegen: hij zou een Nederlander zijn geweest, die begin zeventiende eeuw al naar Gdańsk was verhuisd. Bovendien zou hij niet op 4, maar op 2 december zijn begraven.

Om met dat laatste te beginnen: zowel het verslag van Abraham Booth als de in Gdańsk gedrukte lijkrede op Dickmann, vermelden als datum van de begrafenis 4 december. Hoe men dus bij 2 december is gekomen, is mij een raadsel (misschien heeft het iets te maken met uiteenlopende kalenders, maar dat soort zaken levert volgens mij doorgaans grotere verschillen op).

Een gezicht op Gdańsk uit 1575 (met rechts van het midden de grote Mariakerk)

Een belangrijkere zaak betreft echter de afkomst van de admiraal. Volgens diverse websites en een Pools biografisch woordenboek heette Dickmann eigenlijk Dijckman en kwam hij oorspronkelijk uit Delft. Hij zou dus niet alleen (of: zozeer) een Poolse, maar ook (of: als wel) een Nederlandse zeeheld zijn. Dickmann klinkt inderdaad als Dijckman, maar het bewijs voor zijn Nederlandse afkomst blijkt bij nader inzien dun.

Vermoedelijk baseert het Poolse biografische woordenboek zich op informatie uit de Duitstalige lijkrede, die werd uitgesproken door Jan Jacob Cramer, een plaatselijk bekende priester. Volgens die tekst was Dickmann in 1572 geboren in “Carspel Delffe” te “Ditmarsen”, en was hij na reizen door onder andere Engeland, Spanje en Italië naar Gdańsk gekomen. “Delffe” lijkt sterk op Delft, waardoor de Poolse biograaf geconcludeerd moet hebben dat Dickmann’s familie daarvandaan kwam. In “Ditmarsen”, de Duitse regio Dithmarschen, zou de toekomstige admiraal vervolgens een deel van zijn jeugd hebben doorgebracht.

Er valt echter een en ander aan te merken op een dergelijke interpretatie. Ten eerste zegt de lijkrede simpelweg niets over een familie uit Delft of een in Duitse gebieden doorgebrachte jeugd. Ten tweede gaat een “Nederlandse” lezing voorbij aan de dubbele plaatsnaam: “Carspel Delffe”. Dat lijkt al een stuk minder op Delft (al kan “Karspel” of een variant daarop ook “kerkgemeente” betekenen). Als we uitgaan van “Carspel Delffe” als geboorteplaats van Dickmann, stuiten we echter op het volgende probleem: in Dithmarschen komt deze plaatsnaam niet voor. Er zijn wel plaatsen die doen denken aan een van de twee namen (“Katrepel/Kattrespel” en “Delste”, bijvoorbeeld), maar dat verklaart niet waarom “Carspel” en “Delffe” door Cramer aan elkaar gekoppeld zijn.* Wat betreft de mogelijk Nederlandse afkomst van Dickmann kunnen we ons bovendien afvragen of Abraham Booth, tenslotte zelf een Nederlander, niet vermeld zou hebben dat de admiraal een landgenoot van hem was. In plaats daarvan wordt Dickmann enkel “den Dantzicker Admirael” genoemd. Hoe dan ook is hij uiteindelijk de geschiedenis ingegaan als Poolse zeeheld van Nederlandse komaf.

Het graf van Dickmann in de Mariakerk te Gdańsk

De herkomst van Arend Dickmann blijft  voorlopig een mysterie. Gelukkig is zijn laatste rustplaats wel precies bekend: ruim tien jaar geleden hebben Poolse archeologen het graf van de roemrijke admiraal in de Mariakerk teruggevonden. Een nieuwe gedenkplaat herinnert nu aan de winnaar van de Slag bij Oliwa, ongeacht of hij nu een Poolse, Nederlandse of Duitse zeeheld was – of een beetje van allemaal.

 

 

*Voor zover ik kan nagaan, werd dit voor het eerst opgemerkt door Edmund Kotarski, in Gdańska poezja okolicznościowa XVII wieku (Gdańsk: Instytut Bałtycki 1993), p. 352, n. 36.