Op 12 juli 1640 overleed Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz (1612-1640), de stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe.* Acht dagen daarvoor, op 4 juli, leidde hij in de Slag bij Hulst (in het huidige Zeeland) de aanval op de Spaanse vijand. De aanval mislukte, Hendrik Casimir raakte zwaargewond en ruim een week later overleed hij in fort Sint Anna, in de polder van Namen.
Verschillende interessante bronnen getuigen van deze gebeurtenis. Zo is er een hemd dat Hendrik Casimir vermoedelijk droeg tijdens de Slag, compleet met kogelgat en bloedvlek. Samen met enkele stukjes bot en de fatale kogel maakte het hemd deel uit van de tentoonstelling over de Tachtigjarige Oorlog, die tot begin dit jaar te zien was in het Rijksmuseum. De voorwerpen vormen een tastbaar overblijfsel aan de stadhouder en zijn dood.
Een ander voorbeeld is een gedicht van Jeremias de Decker (1609-1666), uitgegeven in 1667, waarin Hendrik Casimir wordt opgehemeld. Het lofdicht eindigt met het tragische, doch heldhaftige einde van de stadhouder:
Hoewel u d’eerste wol noch nau aen kin en koonen
Eens uytbrack als ghy trad in ’t Friesche Staet-bestier;
Ghy wist u niettemin terstond een’ man te toonen,
Een’ Held in raed en daed, een’ soon van Casimier.
O bloem van Christenrijck! o perle van Europe!
O tweede schut en scherm van ’t Vrye Nederland!
Wat wierd met u al deugd en op uw’ deugd al hope
Door een’ pistool-scheut (laes!) gevelt in ’t Vlaemsche sand!
Iemand die deze “pistool-scheut” van dichtbij meemaakte, was de Pools-Litouwse prins en protestant Bogusław Radziwiłł (1620-1669). Deze heethoofdige en avontuurlijke charmeur was op kerstavond 1637 aangekomen in de Republiek om ervaring op te doen in de Nederlandse oorlogsschool. Na een jaar in Groningen te hebben gestudeerd en een tocht te hebben gemaakt “langs alle Hollandse forten”, vocht hij op twintigjarige leeftijd eindelijk mee in zijn eerste veldslag. Aan de zijde van Hendrik Casimir trok hij bij Hulst op tegen de Spanjaarden.
Bogusławs autobiografie, die hij waarschijnlijk van plan was te publiceren, is overgeleverd in verschillende handgeschreven versies, in zowel het Latijn als het Pools. De auteur probeert zichzelf zo goed mogelijk voor te doen, onder meer door nadruk te leggen op de heldhaftigheid die hij liet zien op de Nederlandse slagvelden. Over zijn deelname aan de Slag bij Hulst schrijft hij in een van de versies het volgende:
“Ik trok linea recta naar het Nederlandse legerkamp en vond het in het dorp Maldegem, een mijl van de Nederlandse stad Sluis, waar we tegen het einde van juni probeerden om het kanaal tussen Brugge en Gent over te steken, maar dat wilde niet lukken. In de eerste dagen van juli trok kolonel Hotrive [een Fransman] naar een fort onder Hulst, genaamd Nassau. Drie dagen later wilde de legerleider Hendrik van Nassau, de stadhouder van Friesland, een ander fort aanvallen, Sint Anna genaamd. Maar nadat er zes stormaanvallen waren afgeslagen, waarbij hij zelf dapper had gevochten, werd hij naast mij met een pistool doodgeschoten. Hij verloor zo’n tachtig officieren en vijftienhonderd man infanterie.
Dit was mijn eerste veldslag. Mijn paard werd van onder mij vandaan geschoten en de Spanjaarden namen mij gevangen. Maar het gevecht vond ’s nachts plaats en toen de mannen die mij gegrepen hadden ergens van schrokken – ik weet niet waarvan – renden ze weg. Mijn lijfknechten namen destijds de Spaanse grootmeester Lucascair [elders Salascair genoemd] gevangen.”
Of het allemaal echt zo gegaan is, is de vraag: zoals gezegd overleed Hendrik Casimir bijvoorbeeld pas acht dagen later, niet ter plekke. Misschien liet Bogusławs geheugen hem simpelweg in de steek (ook de plaats van handeling klopt immers niet: weliswaar stierf Hendrik Casimir in fort Sint Anna, maar dat is niet waar de strijd plaatsvond). Het is echter goed mogelijk dat hij geprobeerd heeft om zijn eerste veldslag extra spannend weer te geven door de Friese stadhouder te laten sneuvelen aan zijn zijde. Het heroïsche einde van de militaire carrière van Hendrik Casimir was als het ware het enerverende begin van die van Bogusław. Zodoende bevat de autobiografie van de prins niet alleen een boeiend ooggetuigenverslag van de Slag bij Hulst en het einde van Hendrik Casimir, maar laat de tekst ook zien hoe de Friese stadhouder en zijn dood gebruikt werden om indruk te maken op het Poolse leespubliek: als je immers gevochten hebt naast een gesneuvelde held, dan ben je er zelf haast ook een – zo zal Bogusław hebben gedacht.
* Voor de volledigheid dient vermeld te worden dat Hendrik Casimir volgens sommige bronnen pas een dag later overleed, op 13 juli.