Vierhonderd jaar geleden, op 13 mei 1619, werd Johan van Oldenbarnevelt geëxecuteerd. Het was een politieke aardverschuiving, met verstrekkende gevolgen voor de toekomst van de Republiek. Maar ook voor de rest van Europa was de gebeurtenis van belang. Wat betekende het bijvoorbeeld voor het bestand tussen de Nederlanders en de Spanjaarden, waar Van Oldenbarnevelt zich zo voor had ingezet? Wat voor koers zou de Republiek varen, nu Maurits van Oranje in zijn eentje de touwtjes in handen had? En wat zouden de gevolgen zijn voor de remonstranten, met wie Van Oldenbarnevelt had gesympathiseerd?
In het Pools-Litouwse Gemenebest, dat een van de belangrijkste handelspartners van de Verenigde Nederlanden was, maar dat politiek en religieus gezien meer aansloot bij de Spanjaarden, zal men de situatie met argusogen hebben gevolgd. In (handgeschreven) nieuwsberichten zal de Poolse adel hebben gelezen over de crisis in de Republiek – mogelijk speelde zelfs de eerste Nederlandse krant van Caspar van Hilten een rol in de Poolse nieuwsvoorziening. De vraag dringt zich op wat de Polen dachten over deze zaak en hoe hij ter sprake komt in ons bronmateriaal. Een buitenlands perspectief op de kwestie kan een interessante bijdrage leveren aan de manier waarop wij tegenwoordig kijken naar Van Oldenbarnevelt en zijn dood.
Helaas heb ik geen relevante bronnen uit het jaar 1619. Ze zullen er ongetwijfeld zijn – bijvoorbeeld in de vorm van de al genoemde nieuwsberichten, of als verslagen van Sejmvergaderingen – , ik heb er alleen niet actief naar gezocht. Toch ben ik Van Oldenbarnevelt twee keer per toeval tegengekomen. In beide gevallen gaat het bovendien om interessante bronnen, die ons veel kunnen vertellen over de manier waarop de Polen aankeken tegen Van Oldenbarnevelt, het conflict met Maurits en zelfs de Republiek en de Nederlanders als geheel.
De eerste bron is een Pools werk gedrukt in 1636 te Krakau, geschreven door de katholieke priester en historicus Szymon Starowolski (1588-ca. 1656). In zijn Stacye żołnierskie (Soldatengarnizoenen) gebruikt Starowolski het conflict tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt om een punt te maken: soldatengarnizoenen in Poolse dorpen en steden vindt hij geen goed idee. In 1617 had Van Oldenbarnevelt de Staten van Holland de zogenaamde Scherpe Resolutie laten aannemen, waardoor Hollandse steden soldaten konden inhuren ter verdediging van de remonstranten. Deze stedelijke milities waren uiteindelijk de druppel voor Maurits, die zijn leger inzette en een staatsgreep pleegde.
Toch lijkt dit niet de reden waarom Starowolski ageerde tegen Poolse soldatengarnizoenen. Hij was niet zozeer bang voor de machtsspelletjes van Poolse bevelhebbers, als wel voor het gedrag van de Poolse soldaten. Het conflict tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt gold in dit geval als positief voorbeeld, dat volgens Starowolski liet zien hoe voorbeeldig de Nederlandse soldaten omgingen met de bevolking, iets wat hij in Polen niet zo snel zag gebeuren. Het beeld dat hij al dan niet terecht schetst, sluit aan bij het internationale imago van de Nederlandse troepen als zeer gedisciplineerd en goed getraind: “Hetgeen we zelf hebben gezien toen we in Holland waren, toen Maurits, de Prins van Oranje en de Opperbevelhebber van de Staten, Pharnaphela, de raadpensionaris van de Staten, moest oppakken vanwege een zeker verraad dat hij hem had aangedaan”.
Omdat er niets bekend is over een bezoek door Starowolski aan de Republiek in de jaren 1618-1619, moest ik in eerste instantie even nadenken wie of wat hij bedoelde: “Pharnaphela”? Al snel drong het echter tot me door dat de naam een zwaar verbasterde vorm moet zijn van Van Oldenbarnevelt, waarbij alleen de laatste drie lettergrepen enigszins intact zijn gebleven. Misschien kon Starowolski zich de naam niet meer precies herinneren, of was dit de wijze waarop Van Oldenbarnevelts naam rond 1619 – via een lange weg van mondelinge en/of schriftelijke communicatie – in de Poolse nieuwsmedia terecht was gekomen en werd gecirculeerd. Hoe dan ook is het interessant om te zien dat in 1636, 17 jaar na dato, het conflict tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt kon worden aangevoerd als argument in een Poolse, binnenlandse discussie, waarbij Starowolski de zaak niet voorstelt als een chaotische crisissituatie, maar als een goed georganiseerde, haast vredige en in feite gerechtvaardigde machtsovername.
De tweede tekst laat een heel andere kijk op de zaak zien. Het is een Latijnse brief van de Poolse filosoof, theoloog en schrijver Andrzej Wiszowaty (1608-1678). Wiszowaty was een aanhanger van het socinianisme en een van de leiders van de zogenaamde Poolse Broeders, een afsplitsing van de Poolse calvinisten. In de jaren 1660 verhuisde Wiszowaty naar Amsterdam. Hoewel de socinianen daar meer vrijheid kenden dan in het Pools-Litouwse Gemenebest, waren hun afwijkende ideeën ook in de Republiek niet bepaald welkom. Alleen bij de remonstranten konden ze op meer sympathie rekenen.
In een brief uit 1673, gericht aan een zekere Laurens Tromp, steekt Wiszowaty van wal over de slechte eigenschappen van de Nederlanders: ze hebben alleen oog voor geld en zijn alles behalve vroom. Daar komt nog eens bij dat ze een lange geschiedenis kennen van het ten onrechte veroordelen van goede burgers. Van Oldenbarnevelt is hiervan het eerste voorbeeld. Wiszowaty noemt hem “Barnefeldius, een tweede Palamedes”, waarmee hij blijk geeft kennis te hebben gehad van het beroemde stuk van Vondel (merk bovendien op dat ook Wiszowaty alleen de laatste drie lettergrepen van Van Oldenbarnevelts achternaam gebruikt). Vervolgens noemt hij Hugo Grotius, “die niet alleen in naam, maar ook door zijn daden en zijn faam groot was”. Het is uiteraard geen toeval dat Wiszowaty de vervolging noemt van twee aanhangers van de remonstranten. Tot slot haalt hij echter ook nog het tragische lot aan van de gebroeders De Witt, die het jaar daarvoor op brute wijze door een losgeslagen meute waren vermoord.
Zodoende zien we twee diametraal tegengestelde Poolse voorstellingen van Van Oldenbarnevelt en het conflict met Maurits: waar Starowolski de zaak bespreekt als een prettige herinnering en een leerzame ervaring, en hij Van Oldenbarnevelt voorstelt als “verrader”, keurt Wiszowaty de executie resoluut af. De twee bronnen geven dan ook twee totaal verschillende beelden van de Nederlanders en hun land als geheel: Starowolski gebruikt het conflict als voorbeeld van de Nederlandse discipline en ordelijkheid, terwijl Wiszowaty het lot van Van Oldenbarnevelt in een bredere context plaatst van Nederlandse onrechtvaardigheid.